Terug naar homepage

Maak kennis met Nelson van Declerck & Partners

Als je Nelson wil ontmoeten, moet je je reppen. Want deze stagiair van Ward (Bresseleers, van Declerk & Partners) vertoeft de volgende weken nog maar eventjes in Labora. Hoe dat zo is, verneem je in dit interview. Wat doet Nelson precies? Waarom doet hij wat hij doet? En welke rol speelt Labora daarin?

 

Een ingenieur-architect met een muzikale inborst

Op een vroege dinsdagochtend treffen Nelson en ik elkaar in het onthaal van Labora. Het wordt een boeiend gesprek waarin ik ingewijd word in de wereld van de bouw én van de muziek. ‘Ik ben Nelson’, stelt Nelson zich voor, ‘en ik loop stage bij Ward en Hannelore, van Declerck & Partners.’ Ward en Hannelore zijn voor de vaste gebruikers van Labora uiteraard geen onbekenden. Zij houden kantoor in de grote co-working en vertoeven al geruime tijd bij ons. ‘Ward’, zo vertelt Nelson, ‘is één van de partners van het studiebureau Declerck en Partners. Zij zijn actief in de bouwsector. Als ingenieurs denken zij mee over het ontwerp en de realisatie van bouwprojecten; zij geven advies aan de bouwheer, de opdrachtgever én de aannemer. Als studiebureau hechten zij veel belang aan de combinatie van theorie en praktijk. Ward is bijvoorbeeld ook docent aan de VUB. Daar’, vertelt Nelson, ‘heb ik hem leren kennen, en via die weg ben ik hier terecht gekomen.’

                ‘Ik studeer op dit moment voor burgerlijk ingenieur-architect’, gaat Nelson verder. Die studiekeuze heeft wel wat voeten in de aarde gehad. Ik volgde in de middelbare school de opleiding Techniek-Wetenschappen, een heel boeiende richting waarin je een stevig pakket wiskunde en wetenschappen voorgeschoteld krijgt, maar waarin ook heel wat uren labo op het programma staan. Die combinatie tussen praktijk en theorie sprak mij heel erg aan. Een verderzetting van dat soort studie lag dus voor de hand, maar … ik ben ook al mijn hele leven bezig met muziek. Ik speel slagwerk, op een vrij hoog niveau, en ik wou dus ook graag professioneel muzikant worden. Wat gekozen? – dat was toch écht wel een dilemma voor mij. Mensen rondom mij adviseerden me om eerst een ‘goed’ diploma te behalen – muziek spelen en studeren kon ik altijd nog doen. Ik besloot die raad te volgen. Maar welke studie dan gekozen? Burgerlijk ingenieur? Industrieel ingenieur? Ik raakte er niet goed uit.              Ik besloot een ronde te maken langs alle universiteiten in Vlaanderen. De opleidingen in Gent, Hasselt en Leuven zegden me niet zoveel. Uiteindelijk kwam ik – vanuit het verre Limburg – in Brussel terecht. Een prof. burgerlijk ingenieur-architect aan de VUB maakte me warm voor de opleiding die ik nu volg. “Hier zit je in kleinere groepen”, vertelde die, “en heb je een veel nauwer contact met de professoren.” Bovendien bleek de opleiding net dezelfde combinatie in te houden tussen theorie en praktijk die ik ook in mijn middelbare schoolopleiding zo inspirerend vond. En dus besloot ik voor het behalen van dat diploma te gaan. Maar’, vervolgt Nelson, ‘de muzikale microbe was daarmee niet uitgespeeld. Het bleef kriebelen. Ik was al snel lid van het VUB-orkest, werd er eerst ondervoorzitter en daarna voorzitter van. Ik speel er slagwerk, maar ben daarnaast ook beginnen dirigeren. Dat bevalt me zo zeer dat ik nu overweeg om me daar verder in te bekwamen.’

                ‘De stage is een belangrijk onderdeel van mijn opleiding’, vertelt Nelson. ‘We moeten er, naast onze thesis veertig dagen aan besteden. We kunnen kiezen voor een stage in een architecten- of in een studiebureau. Terwijl je in een architectenbureau veeleer bezig bent met het ontwerp van gebouwen, ligt in een studiebureau de klemtoon meer op de vraag hoe je de theorie en de praktijk met elkaar combineert. Dat lag in de lijn van wat ik altijd al interessant vond. En zo kon Ward, die ik als docent had, maar die dus ook partner in zo’n studiebureau is, mij overtuigen om bij hem stage te komen lopen.’

 

Stabiliteit in Labora

‘Wat ik allemaal leer als stagiair’, reageert Nelson op mijn vraag naar de inhoud van zijn stage, ‘is heel divers. Ward is als stabiliteitsingenieur gespecialiseerd in het berekenen van funderingen. Ik leer bijvoorbeeld een lastendaling op te stellen. Dat betekent concreet dat je leert kijken naar de belasting op de structuur van een gebouw (op de wanden, bijvoorbeeld, of de vloer) om zo de totale belasting van de funderingsplaat te kunnen berekenen. Maar even goed leer ik, van daaruit, hoe ik betonnen balken moet dimensioneren, en hoe ik vervolgens de bekistings- en bewapeningsplannen moet tekenen, om tot slot een oplijsting te kunnen maken van de concrete hoeveelheid bewapening en beton een aannemer zou moeten bestellen. Heel interessant aan deze stage bij Ward vind ik het feit dat hij ook concrete ervaring heeft in de bouw. Hij denkt dus niet alleen theoretisch, maar gaat ook ter plaatse met de aannemer kijken of en hoe de theoretische berekeningen in de praktijk uit te voeren zijn. Die plaatsbezoeken vind ik dan ook heel boeiend. Interessant is ook dat wij niet alleen met nieuwbouwprojecten bezig zijn, maar ook mee nadenken bij de renovatie van historische gebouwen. Zo onderzoeken wij bijvoorbeeld voor de renovatie van een historisch pand in Brugge of de funderingsplaat sterk genoeg is om een hoogtewerker te kunnen dragen. Een ander facet van deze stage is het in kaart brengen van schadegevallen – dat is namelijk ook één van de expertises van Ward. Zo gaan wij ter plekke kijken naar scheuren in gebouwen en zoeken wij – vaak in opdracht van verzekeringen – uit hoe die schade ontstaan is. Daar komt ook Hannelore in het verhaal. Als geologe kijkt zij naar de samenstelling van de grond om zo te helpen uitmaken of daar ook mogelijke verklaringen voor schade te vinden zijn. Wat ik eigenlijk het meest inspirerend vind aan deze stage’, besluit Nelson’, is dat je leert hoe je het niet moet doen. Als student doe je heel wat theoretische kennis op en vertrek je van daar voor het opzetten en uittekenen van een project. Maar je ziet niet of en hoe jouw theoretisch concept in de praktijk werkt. Mijn stage hier levert mij inzichten daarover op en dat vind ik een enorme meerwaarde voor mijn opleiding.’

 

Een burgerlijk ingenieur-architect in een historisch pand

‘Hoe kijk jij als toekomstig burgerlijk ingenieur-architect naar de plek waar je nu zit?, vraag ik Nelson. ‘Labora, de Keizersbergabdij is voor mij natuurlijk een interessante plaats om te werken’, antwoordt hij. Eerst en vooral is dit gebouw alles behalve grijs. Vanuit architecturaal standpunt heb ik vooral oog voor hoe vroeger gebouwen werden opgetrokken, hoe de structuur vroeger werd bedacht en getekend. Ik zie hier bijvoorbeeld – wat je overigens vaak vindt in historische gebouwen omdat men vroeger alles niet zo exact kon berekenen – dat de muren, kolommen e.d. overgedimensioneerd zijn. Ik ben als architect uiteraard ook geïnteresseerd in de systematiek van het bouwplan van de abdij. Ik zou in die zin wel eens de plannen willen zien, want vaak is het in historische gebouwen zo dat je de patronen waarmee men werkt, niet onmiddellijk in het concrete gebouw zelf ziet, maar wel in de plannen. Ik vind het ook boeiend om te zien hoe de renovatie hier wordt aangepakt – vernieuwing en aanpassing aan de moderne noden, zonder dat aan de structuur van het gebouw zelf wordt geraakt. Dat in de co-working het kapelletje in zijn originele staat bewaard bleef, kan ik echt smaken’, vertelt Nelson’. ‘Het is een rustplek tussen de verschillende kantoren. Ik vind dat echt tof.’

                Daarnaast spreekt ook het sociale facet van Labora mij aan’, gaat Nelson verder. ‘Heel wat verschillende soorten mensen en beroepen komen hier samen. Ik vind het inspirerend om ook eens te maken te hebben met mensen die niets met de bouw hebben – zoals met de monniken bijvoorbeeld, op de maandelijkse broodjesmaaltijd.

 

En wat nu verder?

Nelson heeft nog enkele stagedagen voor de boeg; daarna zal zijn thesis al zijn aandacht opslorpen. ‘Het theoretische gedeelte moet tegen januari klaar zijn’, legt hij uit. ‘Daarna wordt het ontwerp ook effectief gebouwd’. En in juni volgt de verdediging en studeert hij af. ‘Maar, eerlijk, wat ik na mijn studie ga doen, weet ik nog niet’, vervolgt Nelson. ‘Het dirigeren van orkesten heeft me immers écht wel gegrepen. Ik overweeg nu toch om alsnog een muzikale opleiding voor dirigent te gaan volgen. In juli ga ik daarvoor alvast ingangsexamen doen. Die studie is echter weer een voltijdse opleiding. Combineren met werken zal niet lukken. Tegelijk vind ik het werk bij Ward heel interessant. De komende maanden heb ik dus nog enkele belangrijke beslissingen te nemen’, besluit Nelson.

 

Wij wensen Nelson alvast alle succes toe! En we zijn er zeker van dat we hem in Labora nog wel tegen het lijf zullen lopen! 😊