Terug naar homepage

In de reeks ‘In focus’ richten we de schijnwerper op de mensen en gebeurtenissen die Labora, de abdij en de Keizersberg vormgeven (en –gaven) doorheen de tijd. 

Wie ben je? 

Ik ben Dirk Hanssens en ik ben sinds goed drie jaar benoemd tot prior-administrator, in opvolging van Dom Kris, die om gezondheidsredenen ontslag nam en nu abt-emeritus is. Die functie-omschrijving is een hele mond vol, hou het dus maar op ‘overste’. 

Ik ben ingetreden in de abdij in 1987. Ik studeerde toen nog pedagogie, zat hier op kot en was onder de indruk van het monastieke leven en de belezen monniken die hier toen rondliepen. Velen onder hen deden wetenschappelijk werk en enkelen gaven ook les aan de universiteit. Ik voelde me een kaboutertje tussen die grootheden, maar toch vroeg ik aan de toenmalige abt of ik iets kon betekenen voor de abdij. En natuurlijk vermoedde ik ook geroepen te zijn door Iemand voor wie – naar wat wij hier geloven – elk mensenkind iets betekent, of het nu veel is of weinig.  

Mijn studies pedagogie heb ik toen niet afgemaakt. Wel combineerde ik studies in theologie met een hoop andere interesses – zoals een module Neerlandistiek aan de faculteit Letteren en een opleiding Woord aan de Academie hier in Leuven. Toen ik mijn geloften aflegde, ging de bal aan het rollen. Ik startte een jeugdwerking in de abdij, werd gastenpater, schreef homiletische suggesties (preken, nvdr.) voor een interdiocesaan tijdschrift en werd gastdocent aan de theologische faculteit voor colleges over onder meer de woestijnvaders – dat zijn de eerste christelijke monniken in de derde eeuw. Op die manier probeerde ik me zo verdienstelijk mogelijk te maken voor de abdij en de gemeenschap. 

“Ik ben hier per ongeluk terecht verzeild geraakt” zei een medebroeder van me ooit. Dat vond ik zo mooi gezegd, met die paradox: “per ongeluk terecht”. Zo ervaar ik het ook. Ik heb gaandeweg mijn plek gevonden, maar ik zou in het begin nooit gedacht hebben dat ik overste zou worden. 

Wat doe je in Labora? 

Mijn hoofdtaak bestaat eruit om de abdij weer op de rails te krijgen. Drie jaar geleden zag het plaatje er niet zo goed uit. De materiële zorgen hadden zich torenhoog opgestapeld, en zoiets vreet natuurlijk aan het moreel. Hier schuilt nochtans een enorm potentieel – kijk maar naar het gebouw en zijn ‘strategische’ ligging – maar als je er niets mee kan doen, is het alleen maar een last. Daarom zijn we nu stap voor stap, op een behapbare manier, bezig om de verschillende delen van de abdij weer in orde te zetten. We geven er een nevenbestemming aan, geheel in overeenstemming met het monastieke apostolaat (het geheel van activiteiten die uitgaan van de Katholieke Kerk tot verbreiding van het evangelie in woord, sacrament en daad te midden van niet-christelijke volkeren, nvdr.) dat op het brede religieus-culturele vlak ligt. Gelukkig delen velen in die zorg en komt er ook steun van alle kanten. 

Ik vergelijk het graag met de tocht van Mozes: hij kende het einddoel, maar wist niet waar de tocht hem en zijn volk allemaal zou brengen. En misschien maar goed ook; anders was hij er misschien niet aan begonnen. Net zoals bij ons: wij weten waar we heen willen met de abdij, maar kennen nog niet alle obstakels die op ons pad zullen komen. Daarom: stap voor stap, project per project. En alles met voortschrijdend inzicht. 

Wat is voor jou een bijzondere plek in of rond de abdij? 

De kerk. De zon die door de glasramen binnenvalt, de neoromaanse architectuur die robuust maar tegelijk geborgen aanvoelt – het is in de eerste plaats een fantastisch mooie plek. Maar de kerk is meer dan een plek voor ons. Ze betekent voor ons ook ‘tijd’. Vier keer per dag bidden we in de kerk – in het totaal is dat ongeveer drie uur. Dat is ook een vorm van liefde: tijd geven aan iemand, of iets. Het is tijd die eigenlijk niets opbrengt. Maar het verrijkt je wel. Die momenten bepalen ons dagelijks ritme. Je stopt echt waar je mee bezig bent wanneer het tijd is voor de mis.  

De laatste jaren ontdekken veel mensen mindfulness. Mindful zijn, is je concentreren op datgene waar je mee bezig bent zodat je het kan ervaren als een wonder. Eigenlijk doen wij dat ook – we zetten uiteraard nog een stapje verder, richting meditatie of zelfs contemplatie. We concentreren ons tijdens zo’n moment van meditatie op één woord of één psalm – op zo’n manier dat we er dingen in lezen of zien die de auteur misschien niet bedoeld heeft. Bij contemplatie laten we ook dat los, zodat er uiteindelijk alleen maar stilte overblijft, waarin het woordeloze gebed je tot eenheid brengt, zeg maar: tot ‘monnik’ – ‘monos’ betekent dan ook: één. Jezelf openstellen, daar draait het om. En dat proberen we dus vooral in de kerk te doen. Of beter: daar vinden we de bron om ons op elke plek en op elk moment beschikbaar te houden. 

Welke verrassende of verrijkende ontmoetingen heb je hier al gehad? 

Het gaat om mensen die ik vaak heel toevallig tegenkom en die iets in mij naar boven brengen op een manier die ik niet vermoed had. Dat zijn telkens kleine wonderen he: iemand die op je pad komt en een zwenk geeft aan je leven. Dat je je dankzij die ontmoeting met nieuwe dingen gaat bezighouden en dat daardoor ook de zaken die je al deed, worden verrijkt. Een ontmoeting waaruit een kruisbestuiving voortvloeit eigenlijk. Daar groeit vaak een vriendschap uit die jarenlang duurt. 

Wat motiveert en inspireert je in je werk? 

Creativiteit, iets kunnen maken. Doorgaans gaat dat over taal en tekst, maar ook over beeldende kunst. Veel van dat alles is op een bepaald moment samengekomen in een project dat nu al veertien jaar gaande is. Ik werd de stichter van De Kovel: een monastiek tijdschrift dat vijf keer per jaar verschijnt. Dat is bijna een dagtaak op zich. Op jaarbasis gaat het in totaal over meer dan 500 pagina’s en ik ben niet alleen de hoofdredacteur, ik doe ook de beeld- en eindredactie. De dagen voelen wat leeg aan wanneer ik geen project heb waar ik aan kan werken. Dat tijdschrift is in zekere zin ook een vorm van vervulling van mijn leven: je verrijkt jezelf en weet dat ook anderen er deugd aan beleven.  

Daarnaast schreef ik ook enkele libretto’s. Dat is een bijzonder manier van schrijven, heel anders dan proza en zelfs poëzie. De muziektekst dient niet alleen inhoudelijk rijk te zijn, maar moet ook goed bekken: klanken moeten terugkomen, je mag niet te veel doffe klinkers gebruiken en het geheel moet rijmen zonder rijmelarij te zijn. Als je zo’n project begint, ben je wel even bezig. Een muziekcompositie kan wel twee uur duren, maar je schrijft soms maar één minuut muziektekst per dag. En dan spreken we nog niet over de voorstudie die aan het schrijfproces voorafgaat. 

“Werken in focus” wat is dat voor jou? 

Schrijven zelf is niet altijd plezierig. Het is een harde job, een worsteling soms. Het lukt uiteraard niet altijd om te focussen. Gelukkig is ons leven hier heel divers en zijn we niet per se gebonden aan bepaalde uren waarop er bepaalde dingen moeten gebeuren – zoals dat bijvoorbeeld wel is bij de trappisten. Als ik aan het schrijven ben, laat me dan schrijven tot de tekst klaar is. Het andere werk moet dan maar even wachten, ik zal het dan later wel inhalen.  

Als het schrijven niet lukt, zal ik het nooit forceren: dan doe ik wel even iets anders. Zo werk ik bijvoorbeeld graag in de tuin: ik rij het gras af of onderhoud de binnentuin. Als dat dan weer te vermoeiend wordt, kruip ik opnieuw achter de schrijftafel. En zo heb ik eigenlijk nooit het gevoel dat ik aan het werken ben: ik rol van de ene vorm van ontspanning in de andere. 

Hoe ontspan je? 

In de Regel van Benedictus staat dat monniken hun dagen onledig (bedrijvig, nvdr.) moeten houden. Wel, dat doe ik. Door af te wisselen tussen mijn bezigheden heb ik zelden het gevoel dat ik werk. Wel dat de dagen goed gevuld zijn.  

En toch: je kan de deur van je werkplek niet zomaar achter je dichttrekken. Je werkt en leeft op dezelfde plek en dat gaat soms wel eens wegen. Daarom trek ik er soms een paar dagen tussenuit. Liever niet naar een andere abdij – daar zou ik te veel kijken hoe het daar allemaal loopt en ben ik toch weer aan het werken. Dan ga ik er het liefst van al een paar dagen helemaal tussenuit, ergens in de natuur. Iedereen heeft dat nodig. De boog kan niet altijd gespannen staan. 

Wat hoop je de komende tijd te realiseren? 

De voorbije maanden hebben we de studentenkamers van de leefunit MonteCasino op een andere plek in de abdij heringericht. Zo kwam er ruimte vrij voor nieuwe studentenkamers. Daarin zullen we 14 kloosterzusters van over de hele wereld ontvangen. “Scolastica” zal die werking heten, naar de naam van de zuster van de heilige Benedictus. Ik kijk er erg naar uit om hen hier te ontvangen en om samen met hen na te denken over hoe we hun studietijd hier zo zinvol mogelijk kunnen inrichten. Een nieuwe manier om de missionaire taak van de Kerk gestalte te geven. 

-- 

Labora is een maak-, denk- en werkplek in de Abdij van Keizersberg.  

Hier leven nog steeds benedictijnermonniken volgens het principe “Ora et Labora” - wat zoveel betekent als “bid en werk”. Wij doen hier aan "werk” (“Labora”) en dan nog liefst samen, in dialoog met een diverse mix aan mensen die elk op hun eigen manier werken.  

Van nomadische freelancer tot meerkoppige start-up. Van tijdelijke werkplek-voor-één-dag tot je eigen stek. Labora heeft voor iedere vraag een passende formule in onze coworking  

Onze vergaderruimtes zijn de ultieme plek om ideeën en plannen vorm te geven. Wij zorgen voor de omkadering, jullie doen de rest.  

Kunstenaars en beoefenaars van creatieve beroepen kunnen dan weer terecht in onze ateliers.